Alcoholische drankjes zijn niet meer weg te denken uit de supermarkten, horecagelegenheden, feestjes en festivals. We zijn verwend met rijke keuzes voor iedere liefhebber van speciaalbieren, wijnen, zoete en sterke dranken. Ook de non-alcoholische consumpties worden steeds populairder. De keuze is reuze, maar wat als dat nu niet het geval is? Dit gebeurde in de jaren 20 in Amerika. Wij vertellen je alles over deze bizarre periode en waarom er eigenlijk een alcoholverbod werd ingesteld.
De motivaties voor de Amerikaanse drooglegging
De drooglegging van 1920-1933, ook wel Prohibition genoemd, is één van de beruchtste gebeurtenissen uit de recente Amerikaanse geschiedenis. De industriële revolutie zorgde voor armoede en een verhoogd alcoholgebruik. Veel mensen waren dan ook van mening om het drankgebruik te doen verminderen. Zo hadden protestanten en kerken hun religieuze en ideële motieven, terwijl fabriekseigenaren juist de veiligheid op de werkvloer wilden waarborgen. Arbeiders kwamen vaak onder invloed naar hun werk, waardoor er veel ongelukken gebeurden. Bovendien leidde het tot meer geweld, vernielingen en verhoogde criminele activiteit.
Een gebeurtenis voor in de geschiedenisboeken
Dit leidde tot een voorstel in 1917. Anti-alcohol verenigingen en geheelonthoudingsbewegingen wilden zowel de productie als verkoop, transport en consumptie van alcohol in de grondwet verbieden.
Het voorstel werd op 17 januari 1920 doorgevoerd en dat kennen wij nu als de drooglegging van Amerika. Alle staten besloten om mee te doen behalve Connecticut en Rhode Island. Aan het begin nam de criminaliteit af en zorgde het voor optimisme bij de mensen. Hoewel het alcoholgebruik met ⅓ naar beneden ging, steeg het een jaar later tot ⅔ van het niveau van voor de drooglegging. Dit was te wijten aan de roaring twenties. Door de stijgende welvaart konden meer mensen illegale alcohol veroorloven. Dit leidde tot kleine illegale cafeetjes, zogeheten speakeasy. De stiekemheid zorgde voor een nieuwe stijging in misdaad en criminaliteit. De illegale en niet-gedistilleerde alcohol werd de dood van zo’n 10.000 Amerikanen.
Steeds meer mensen kwamen in opstand, waaronder rooms-katholieken en Duits-lutherse opiniemakers. Zij waren stug van mening dat de staat deze kwestie niet voor de burgers kon bepalen. Artsen waren er ook niet blij mee, zij schreven whisky namelijk voor als medicijn. Voor de economie was het evenzeer een grote domper. Doordat alcohol niet meer werd verkocht, liep de overheid veel belastinginkomsten van accijnzen mis.
Hoewel het de bedoeling was om het grote drankprobleem te stoppen, mislukte het plan. In 1931 kwam een speciaal ingesteld comissie uiteindelijk tot de conclusie dat het experiment had gefaald. Op 22 maart 1933 werd door Amerikaanse president Roosevelt de Cullen-Harrison Act ondertekend, die de productie en verkoop van alcohol met 3,2% in volume toestond. De wet trad in op 7 april. Op deze dag wordt trouwens nog steeds National Beer Day gevierd!